klein maar dapper met een opvallend kuifje
Het meest bekende ras binnen de ZOBK-familie is de Watermaalse baardkriel. Toch was dit ras ruim 20 jaar geleden vrijwel uit Nederland verdwenen.
Geschiedenis
Aan de zuidoost rand van Brussel ligt de deelgemeente Watermaal-Bosvoorde. Ergens in die gemeente bevond zich aan het begin van de vorige eeuw de fokkerij 'Les Fougères' van Antoine Dresse. In deze fokkerij ontstond uit een kruising van een onbekend aantal rassen de Watermaalse baardkriel. Welke rassen hierbij zijn gebruikt is onbekend.Antoine Dresse -en later zijn zoon Oscar -hebben nooit gesproken over hun fokkerij. De reden hiervoor weten we niet. De afkomst van de Watermaalse baardkriel berust dan ook op speculatie en dit zal ook altijd wel zo blijven. Verschillende schrijvers noemen mogelijke voorouders van het ras. Over één ding zijn ze het echter allemaal eens: de Antwerpse baardkriel moet aan de creatie hebben meegewerkt. De oppervlakkige gelijkenis tussen beide krielrassen wijst hier nog steeds op.
Ook kan de Watermaalse baardkriel met succes gekruist worden met de Antwerpse baardkriel. Een verwantschap is haast wel zeker. Verder worden de Padua-kriel (de huidige Nederlandse Baardkuifkriel), de Brabançonne kriel en het Zijdehoen als voorouders getipt. In 1922 verschenen de eerste exemplaren uit de fokkerij van vader en zoon Dresse op een lokale tentoonstelling in Brussel. Sindsdien is het vallen en opstaan met het ras gebleven. De populariteit van de Antwerpse baardkrielen hebben zij nooit kunnen evenaren. Dit is vreemd omdat de Watermaalse baardkriel wat betreft grootte, karakter en aantrekkelijkheid zeker niet voor die bekendere neef onderdoet.
Uiterlijk (type, kleur en tekening)
De Watermaalse baardkriel is één van de kleinste krielen die we kennen. Het gewicht van een haan is ongeveer 600 gram. Een Watermaalse hen weegt slechts 450 -500 gram. Het ras lijkt op het eerste gezicht wel wat op haar neef de Antwerpse baardkriel. Als we goed kijken is er toch een aantal duidelijke verschillen te zien. Een goede Watermaalse baardkriel is een parmantig krielhoen met een lage vleugeldracht en een opgetrokken borst. Ook de staart wordt tamelijk hoog gedragen en moet zeker bij de hennetjes een stompe driehoek vormen. De rug is vrij kort maar met voldoende breedte tussen de schouders.Ondanks haar geringe grootte moet de hen voldoende ontwikkeld zijn om een flinke hoeveelheid eieren te leggen. Een vol halsbehang is ook een opvallend kenmerk van een goede Watermaalse baardkriel. Dit halsbehang mag echter niet zo ver ontwikkeld worden dat zij lijkt op de bekende 'stierenek' van de Antwerpse baardkriel.
Tot de typische raskenmerken behoort de unieke driedoornige rozekam, de volle driedelige baard en het kleine kuifje. Het kuifje is smal en laag en de kuifveren groeien naar achteren. Dit noemen we 'geslepen kuifje'. Te grote, te brede of te losse kuiven zijn strenge fouten terwijl een schedelknobbel tot uitsluiting leidt. Afhankelijk van de kleurslag heeft het ras oranje-rode tot donkerbruine ogen.
De Watermaalse baardkriel is in ons land erkend in ruim 30 kleurslagen:
- een aantal varianten van de kwartelkleur
- enkele porselein-varianten
- goudberken
- buffcolumbia
- wit
- zwart
- blauw
- parelgrijs
- koekoek
- zwart witgepareld
Momenteel zien we op onze tentoonstellingen vooral kwartel, buffcolumbia, goudberken, zwart, wit en koekoek. De overige kleurslagen zijn zeldzaam. Meestal zijn deze in handen van een enkele fokker. In 2000 is ook de kleurslag witkwartel erkend.
Eigenschappen en huisvesting
De Watermaalse baardkriel valt op door het rustige en aanhankelijke karakter. De dieren worden snel en gemakkelijk tam. Toch kunnen de hanen nogal fel reageren om heer en meester te zijn in hun territorium. Zij verdedigen zich met succes tegen vaak veel grotere hanen. Ook de verzorger van de dieren kan het met de haan aan de stok krijgen. Het parmantige karakter van het ras zorgt voor deze felheid. We moeten wel oppassen dat een uitgesproken vals karakter wordt uitgeselecteerd. Een aanleg hiervoor binnen een stam speelt wel degelijk een rol. Onderling zijn de dieren zeer verdraagzaam en een nieuwe hokgenote wordt vaak zonder problemen geaccepteerd. Veel ruimte vraagt het ras niet.Met succes fokken kan dan ook in zeer kleine fokkerijen die door ruimtegebrek werken met etagehokken. Afhankelijk van de stam leggen de hennen matig tot verrassend goed. Laat in het seizoen wordt een deel van de hennen broeds. Een klein nest met 5-7 eieren broeden ze goed uit.
De Watermaalse baardkriel is zo klein dat we daarmee rekening moeten houden bij de keuze van het voer. Het meest geschikte voer is een kleine sierhoenderkorrel van max. 2,5 mm doorsnede.
Ook voor de liefhebber
De liefhebber heeft aan de Watermaalse baardkriel ook een prachtig en gemakkelijk te houden krielras.Lees meer over de Watermaalse baardkriel. Klik op: www.library.wur.nl/artik/km/1843822.pdf