Geschiedenis
We kunnen bij de Everbergse baardkriel niet spreken van een op zichzelf staand ras. De Everbergse baardkriel is de bolstaart-variant van de Ukkelse baardkiel. Met uitzondering van de staartpartij zijn deze twee rassen volkomen gelijk. Voor een beschrijving van het ras wordt daarom verwezen naar de Ukkelse baardkriel.Over de oorsprong van de Everbergse baardkriel is niet veel bekend. Het eerste exemplaar werd geboren in 1906 te Everberg, een klein plaatsje ten oosten van Brussel. Bolstaarten zijn niet onbekend in de pluimveeteelt. Er zijn van veel rassen bolstaartvarianten bekend. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
- Bolstaart Chabo
- Araucana
- Bolstaart Drents hoen
- Bolstaart Ardenner
Een grote populariteit heeft de Everbergse baardkriel nooit gekend. Af en toe zien we weer leuke exemplaren van dit zeldzame ras op tentoonstellingen in Nederland en België, hoewel het aantal fokkers zeer beperkt is.
Uiterlijk (type, kleur en tekening)
De beschrijving van kleur en type van de Everbergse Baardkriel is volstrekt gelijk aan die van de Ukkelse baardkriel. Het enige verschil is het ontbreken van de staart. De staartloosheid ontstaat door het niet aanwezig zijn van de laatste staartwervel. Op deze staartwervel is bij een 'gestaart' dier de staart ingeplant. Het gewicht van de haan is 700 -800 gram. Een hen weegt ongeveer 600 gram. De genetische factor voor dit verlies is een dominante erfelijke eigenschap. Dit betekent dat uit een paring van een 'fokzuivere' Everbergse baardkriel met een Ukkelse baardkriel slechts Everbergse baardkrielen (dus bolstaarten) worden geboren. De fok van Everbergse baardkrielen lijkt op deze manier dus een vrij gemakkelijke fokkerij. In de praktijk is dit echter niet het geval.Uit een dergelijke kruising worden vaak ook dieren geboren die enkele staartveren hebben. Dit noemen we ook wel een sleepstaart. De dominantie van de factor voor staartloosheid is dus niet volledig geweest. Vaak vinden we bij deze dieren toch nog een deel van de laatste staartwervel. Een ervaren fokker of keurmeester ziet en voelt het verschil met een zuivere bolstaart wel degelijk. Naast het ontbreken van een fraaie afronding en voldoende stuitbreedte is het restant van de laatste staartwervel ook goed te voelen. Aanmerkingen op afronding en breedte van de stuit moeten bij de keuring ook gemaakt worden.
Het blijkt duidelijk dat het bezit van voldoende lichaamsbreedte en daarmee een goede breedte van de stuit voor de Everbergse baardkriel een belangrijk kenmerk is. Zowel in de fokkerij alsook op de tentoonstelling verdient dit onderdeel de nodige aandacht.
Eigenschappen en huisvesting
Everbergse baardkrielen zijn rustig en vertrouwelijk van karakter, maar wel met parmantig en uitdagend karakter. Onderling zijn ze bijzonder verdraagzaam. Het is dan ook mogelijk na het fokseizoen in een ruim hok meerdere oude hennen en hanen bij elkaar te houden. Veel verder dan wat schermutselingen tussen de hanen komt het meestal niet.Een nadeel van het ras is dat de tentoonstellingsdieren een speciale aandacht vragen. Het meest kwetsbare onderdeel is de volle voetbevedering. Vooral bij de porselein-varianten is deze vrij hard van structuur en breekt daardoor gemakkelijk af. Hiermee wordt bij het beoordelen op tentoonstellingen wel rekening gehouden. Zeker aan het begin van het tentoonstellingsseizoen wordt echter wel een gave voetbevedering geëist. Om dit voor elkaar te krijgen moet voorkomen worden dat de voetveren langs het gaas schuren en niet teveel slijten door de bodembedekking. Houtmot of gehakseld stro is daarom het beste bodemstrooisel. De Everbergse baardkriel is geen grote legger van eieren. In het voorjaar en de eerste zomermaanden zijn vier tot vijf eieren per week van een hen echter geen uitzondering. Ook broedsheid is nog in het ras aanwezig. De meeste hennen broeden een legsel met ongeveer negen eieren uitstekend uit en brengen hun kuikens vlot groot.