Doornikse kriel

Doorzoek onze site

Geschiedenis

Uit de krielkippen die veel gehouden werden in de Frans-Belgische grensstreek, waar de Schelde België binnenkomt, ontstond aan het einde van de 19de eeuw een streekras dat de naam ‘Mille fleurs du Tournaisis’ kreeg. Het centrum van de streek waar deze kleine kippen voorkwamen was Bleharies en omstreken. Deze krielkip werd ook wel de Naine du Tournaisis genoemd. Deze naam heeft het ras gehouden. In het Nederlands wordt de naam dan Doornikse kriel. Een andere naam waarmee het ras in de volksmond werd aangeduid is het schippers kipje. Het ras kreeg deze bijnaam omdat dit rustige dier op vele binnenvaartschepen loslopend aan dek werd gehouden.

Over de voorouders van het ras is niets bekend. Het vermoeden bestaat dat het oude Franse ras Mantes (een zwartbont hoen) heeft meegewerkt aan het ontstaan. Dit is goed mogelijk omdat de Mantes in dezelfde grensstreek als nuthoen werd gehouden. De eerste registratie van het ras vinden we in Chasse et Pêche uit 1923. R. du Manoir meldt dat hij het ras al uit 1883 kende onder de naam Tiquetée (lees 'gestippeld').

Al voor de Eerste Wereldoorlog begon men met het vastleggen van de raskenmerken. Helaas ging vrijwel al het werk in de oorlog verloren. Na de Tweede Wereldoorlog werd de wederopbouw van het ras serieus aangepakt. Hierbij gebruikte men de nog aanwezige Doornikse krielen en patrijs-bonte Oud-Engelse vechtkrielen. De Oud-Engelse vechtkriel werd in die tijd in een type gefokt wat sterk afwijkt van het huidige 'moderne' type. Het uiteindelijke resultaat van deze doelbewuste kruising is onze 'moderne' Doornikse kriel. Deze Doornikse kriel wijkt genetisch wel af van het oorspronkelijke ras. Dit moeten we accepteren, anders was de Doornikse kriel uitgestorven geweest.

Uiterlijk (type, kleur en tekening)

De Doornikse kriel is een vrij klein ras en behoort tot het landhoentype. Het gewicht van de haan ligt tussen 700 en 800 gram. Een hen weegt ongeveer 650 gram. Kenmerkend ten opzichte van de overige landhoenders is dat zij krachtig en breed in de schouderpartij zijn. De oorspronkelijke Doornikse kriel kende waarschijnlijk verschillende kleurslagen. Onze huidige Doornikse kriel kent slechts één kleur en één tekeningspatroon: driekleurig bont.

Een belangrijk kenmerk van deze kleur is dat de tekening beslist niet regelmatig mag zijn. Een scherpe begrenzing van de kleurvelden is dus uit den boze. De driekleur bestaat uit een kastanjebruine grondkleur met daarop zwarte en witte veervelden. Deze laatste kunnen gescheiden voorkomen, maar het witte veerveld kan zich ook in het zwarte veerveld bevinden. Sommige stammen vertonen pepering op de grondkleur van de hennen. Andere stammen tonen deze pepering niet of nauwelijks. Het wel of niet bezitten van deze pepering is volgens de standaardcommissie van de Nederlandse Hoender-, Dwerghoender-, Sier-en Watervogelhouders (NHDB) van ondergeschikt belang.

Eigenschappen en huisvesting

De Doornikse kriel behoort tot de landhoenders. Deze rassen lenen zich uitstekend voor een ruime ren of een vrije uitloop. Door het rustige karakter kan de Doornikse kriel ook goed in een binnenhok worden gehouden. Van oudsher hebben de hennetjes van dit ras een naam opgebouwd als goede en betrouwbare broedsters. Zij brengen hun kuikens prima groot. Ook als leggers van een behoorlijk aantal eieren voldoen zij goed.

Voor de liefhebber

Voor de liefhebber die iets unieks in het hok wil hebben maar ook regelmatig een behoorlijk ei wil rapen is de rustige Doornikse kriel een perfecte keuze. Lees meer over de Doornikse kriel. Klik op:
www.library.wur.nl/artik/km/1784524.pdf

In december 2013 verscheen een artikel op het digitale tijdschrift Aviculture Europe. Jan Schaareman schreef het.
http://www.aviculture-europe.nl/nummers/13N06A11.pdf